Tongwier 
 - Biota - Plantae - Biliphyta - Rhodophyta - Eurhodophytina - Florideophyceae - Rhodymeniophycidae - Ceramiales - Delesseriaceae - Delesserioideae - Hypoglosseae - Hypoglossum
| Hoogte | : | 10 mm 1 | 
| Kleur | : | helder rood of paarsachtig rood tot roze; roestkleurig tot oranje als de plant doodgaat 1 2 | 
| Hechtorgaan | : | kleine discvormige hechtschijf 2 | 
| Thallus | : | ja | 
| Breedte | : | ≤5 mm 2 | 
| Vorm | : | hoofdsteel (cillindrisch) met zijtaken die beide plat zijn en eindigen in een punt; bladeren kunnen golvend zijn 1 2 | 
| Nerf | : | ja | 
VertakkingBij de hydropoliepen bekent als hydroclaudia  | : | ja | 
| Beschrijving | : | Uit de middennerf ontspringen de zijtakken op een onregelmatige wijze 1 | 
| Vruchtlichaam | : | ja 3 | 
| Tetrasporen | : | ja 3 | 
| Beschrijving | : | Door meiose wordt in de tetrasporofytische (diploïde) fase tetrasporen gevormd. Na de meiose ontstaan er 4 sporen die te verdelen zijn in 3 soorten: kruisvormig, zonaat en tetraëdrisch 3 | 
| Cellen | : | ja 3 | 
| Chloroplast | : | ja 3 | 
| Chlorofyl a | : | ja 3 | 
| Phycoerythrin | : | ja 3 | 
| Phycocyanin | : | ja 3 | 
| Habitat | : | laag in het intergetijdengebied; op stenen en op stelen van grote bruinwieren 1 | 
| Verspreiding | : | Oostelijkkant van de Atlantische Oceaan; zuidelijke Noordzee en zuidelijker; in de Oosterschelde 1 | 
| Bronnen | : |