SynoniemenAndere namen die je in de literatuur tegen kan komen | : | meivis |
Lijkt op | : | te onderscheiden van de Elft door kieuwboogzeven (Fint: tot 60 kieuwboogaanhangsels (branchiospines: de niet rode lamellen van de kieuw), Elft heeft er 80 of meer), en de Elft heeft maximaal 3 stippen; als de vis groter is dan 50 cm is het waarschijnlijk een Elft |
Lengte | : | 600 mm |
Gewicht | : | 1 kg |
Lichaam | : | zijdelings sterk afgeplat |
Huid | : | ja |
Kleur | : | buik zilverachtig; rug goud tot groen, soms blauw; achter het kieuwdeksel 3 of meerder zwarte stippen (tot wel 10) |
Schubben | : | ja 1 |
Beschrijving | : | 60 schubben in de lengte richting 1 |
MondIngang voor voedingsstoffen, ook bekend als instroomopening. | : | ja |
Beschrijving | : | eindstandig, uitklapbaar |
Kaken | : | ja 2 |
Sensoren | : | ja |
Geluid | : | ja |
Druk | : | ja |
Zijlijn | : | nee |
Ademhalingsorgaan | : | ja 3 |
Kieuwen | : | ja 3 |
Vorm | : | Draadvormig 3 |
Opening | : | 1 opening afgedekt met een kieuwdeksel 3 |
Kieuwdeksels | : | ja 1 |
Oppervlak | : | radiair gestreept 1 |
Vinnen | : | ja 4 |
RugvinVin(nen) op de rug, kunnen er afhankelijk van de soort 1,2 of 3 zijn. | : | ja |
Beschrijving | : | kort driehoekig |
Vinstralen | : | 18-21 |
VetvinEen vin op de rug dicht bij de staart die geen vinstralen heeft en dik, vettig, aanvoelt | : | nee |
StaartvinDe achterste vin waarme het dier zichzelf voortbeweegt | : | ja |
Symmetrisch | : | ja 4 |
Beschrijving | : | sterk gevorkt |
AnaalvinVin aan de buikkant van de vis achter de anus, dichtst bij de staartvin; kunnen er 1 of 2 zijn, afhankelijk van de soort. | : | ja |
Beschrijving | : | lang |
Vinstralen | : | 19-27 |
Gepaarde vinnenGepaarde vinnen zijn vinnen waarvan er 2 zijn, zoals de buikvinnen en borstvinnen. | : | ja 3 |
BorstvinVinnen op de zijkant van de vis dicht bij de kieuwopening (LET OP: bij platvissen is dat dus onder en boven) | : | ja 5 |
Locatie | : | Laag op flank 5 |
BuikvinVinnen op de buik voor de anus. | : | ja 5 |
EndoskeletEen versteviging in het lichaam dat niet direct vanaf de buitenkant zichtbaar is | : | ja 6 |
Ruggegraat | : | ja 6 |
Voedsel | : | vis (sprot), aasgarnalen |
Vijand | : | walvissen en dolfijnen, snoeken |
Saleniteit | : | 3-35 ‰ |
Temperatuur | : | ≤21 °C |
Verspreiding | : | Atlantische Oceaan kusten, Middellandse Zee, Kaspische Zee, Zwarte Zee, Noordzee, Oostzee |
Paaitijd | : | april, mei, juni |
Paaigebied | : | zoetwater, langzaam stromend water, waar de getijde werking niet meer merkbaar is |
Eieren | : | na afzetting nemen ze water op en zinken naar de bodem; ontwikkelen zich in 72 tot 120 uur tot een vrijzwemmend embryo |
Embryonale fase | : | 4-9 mm; hebben een ovale dooierzak; na 15-20 dagen zijn ze 13-15 mm en is de dooierzak op |
Larvale fase | : | verplaatsen zich gedurende zomer richting estuarium om in de herfst naar zee te trekken (10-12 cm); eten fijn plankton; |
Geslachtsrijp | ||
Vrouw | : | 5 jaar |
Man | : | 3 jaar |
Levensverwachting | : | 7-13 jaar |
Literatuur | : |
|
Bronnen | : |