Lijkt op | : | Geknobbelde hartschelp, Grote hartschelp |
Bijzonderheden | : | De schelpen kunnen over het zand rollen zonder dat het weekdier beschadigd raakt. 1 |
Lengte | : | 75 mm |
Hoogte | : | 65 mm |
ExoskeletEen versteviging van het lichaam aan de buitenkant en direct zichtbaar | : | ja 2 |
Schelp | : | ja 2 |
Vorm | : | tweekleppig; bijna rond 3 |
Tweekleppig | : | ja 2 |
GelijkkleppigBij tweekleppigen of de linker- en de rechterklep min of meer gelijk zijn | : | ja 1 |
DikteDikte van het schelp materiaal | : | stevig 3 |
SemidiameterCommissuurvlak tot grootste bolling | : | 38 mm |
SymmetrischLigt de apex in het midden van de schelp | : | ja 1 |
ApexHet eerst gevormde deel van de schelp (top). | : | omgebogen; steekt uit 3 4 |
UmboDe top en het gewelfde deel van de schelp die daarop volgt bij tweekleppigen. | : | sterk gewelfd 3 |
Periostracum | : | ja |
Kleur | : | roestbruin 3 |
Structuur | : | vezelig 3 |
Ostracum | : | ja |
Kleur | : | geelwit, met bruine vlekken 3 |
RibbenEen structuur die dwars staat op de groeilijnen/ groeirichting | : | ja |
Aantal | : | 18-22 3 |
Vorm | : | breed rechthoekig, op het achterste deel van de schelp zijn de ribben vaak smaller en minder uitspringend 3 |
Structuur | : | In het midden van de ribben ligt een groef met stekels, de stekels zijn verbonden door een kleine richel; over de ribben vrij grove parallelle richels 3 4 |
GroefDe groef is de ruimte tussen de ribben | : | in de groef vrij grove parallelle richels 4 |
Breedte | : | bijna evenbreed als de ribben 3 |
Stekels | : | ja |
Beschrijving | : | kort, rond, iets naar voren gekromd, in de groef op de ribben, worden van de top af en naar de voorrand toe groter 3 4 |
TandenHet soort tanden van de schelp taxodont, heterodont, anodont, etc. | : | heterodont 1 |
CardinaalDe cardinale tanden liggen direct onder de top en zijn vaak wat kort en stomp. | : | ja 1 |
Aantal | : | 2 1 |
Links | : | 2 3 |
Rechts | : | 1 3 |
LateraalDe laterale tanden liggen wat verder verwijderd vanaf de top en zijn vaak wat langer gerekt. | : | 2 3 |
Binnenzijde | ||
Kleur | : | wit 3 |
Structuur | : | porceleinachtig glanzend. Groeven duidelijk zichtbaar en lopen bijna door tot aan de apex 3 |
Sluitspierindruksels | : | ja 1 |
Aantal | : | 2 1 |
Beschrijving | : | even groot 1 |
Mantellijn | : | ja 1 |
Mantelbocht | : | nee 1 |
Lichaam | : | ja 1 |
Mantel | : | ja 2 |
Voet | : | ja 1 |
Beschrijving | : | ontwikkeld 1 |
Siphonen | : | ja 1 |
Habitat | : | ingegraven in zand- of modderbodem. 3 |
Diepte | : | In de Noordzee 15-35 m; ≤350 m 3 |
Vindplaatsen | : | Fossiele exemplaren (blauw/grijs verkleurd) hoofdzakelijk op de waddeneilanden (Eemien), langs de rest van de kust zeldzaam, ook verse exemplaren. Doubletten zeer zeldzaam. In Zeeland kunnen ze ook levend worden aangetroffen. |
Verspreiding | : | Oostzijde van de Atlantische Oceaan van de Noordkaap tot de Kanarische eilanden. Ook in de Middellandse Zee. Ook bij Groenland. Niet in de Oostzee. In de Noordzee algemeen. 3 |
Tijdvak | : | vanaf het Plioceen; niet fossiel bekend uit de ondergrond van Nederland en België. Wel is zij aanwezig in interglaciale mariene afzettingen in de ondergrond van de Noordzee 3 4 |
Levensverwachting | : | 6 jaar 3 |
Bronnen | : |
|