home | nieuwsblad | informatie
Patella pellucida linnaeus, 1758
NL Blauwgestreepte schaalhoren
×
blauwgestreepte_schaalhoren-lg.png
blauwgestreepte schaalhoren
×
blauwgestreepte_schaalhoren1-lg.png
blauwgestreepte schaalhoren1
×
P1110109.jpg
P1110109
×
IMG_1619.jpg
IMG 1619
×
IMG_9953.jpg
IMG 9953
×
IMG_9988.jpg
IMG 9988
 Overzicht 
 DeterminatieEr zijn twee vormen, degene die zich na de larvale fase op de stelen en hoofdstammen van het wier ontwikkeld wordt de laevis-vorm genoemd. De vorm is groter, dikschaliger en ronder dan de typische vorm. De typische vorm wordt tot 14 mm groot, de laevis-vorm kan tot 20 mm worden.
 VindplaatsenAutochtoon bij Helgoland, langs de kusten op wieren (kelpwier, riemwier)
 BijzonderhedenDe blauwe kleurstreepjes die voor ons aandoen als makkelijke herkenning zijn eigenlijk een schutkleur. De wieren vertonen onder water met de juiste lichtinval dezelfde iriserende strepen.
   
 De Schelp 
 Hoogte7 mm
 Breedte20 mm
 Basis vormMutsvormige schelp
 Kleurlichtbruin tot hoornkleurig met vanuit de top stralende onderbroken blauwe tot groene kleurlijnen
 Windingengeen
 Suturengeen
 Apexstomp, dicht bij de voorrand
 Protoconch
 Teleoconch
    Oppervlakteglad en glanzend (juvenielen), of fijne concentrisch groeilijnen
 Lichaamswinding
    Mondopeninggehele onderkant
    Buitenrandgeen
    Binnenrandgeen
    Callusgeen
    Siphokanaalgeen
 Navelgeen
 Operculum
    Operculum aanwezignee
    Operculum materiaalnee
   
 Het Weekdier 
    MantelrandMet draadvormige aanhangsels
 Tentakels2, met de ogen op de buitenbasis
    Voet vormGroot en gespierd, werkt als zuignap
    Voet kleurbruinachtig
 Kaakboogvormig, hoornachtig
 Tonglang, bandvormig
 Radula
    Radula vormzeer stevige tanden
 AdemhalingsorganenGeen ctenidiën, maar een krans van plaatvormige kiewen tussen voet en mantelrand.
 Spieren
 SpierindrukselHoefijzervormig
 Voortplantingsorganen
   
 Het leven 
 Bevruchtingin het voorjaar worden de geslachtsproducten in het water vrij gelaten
 Embryonale faseveliger
 Eierendrijven vrij(?)
 Geslachtgescheiden
 GroeiZetten zich eerst vast op de zachtere wieren, bij 4 mm grootte gaan ze over naar de grovere wieren
 VoedselDe wieren waarop ze leven; ze grazen de bovenste cellaag af.
 VoortbewegingKruipen met de voet over de wieren waarop ze leven. Op hun rustplaatsen ontstaan kuiltjes van een lichtere kleur.
 HabitatLangs rotskusten, op de grotere bruinwieren (kelpwier, suikerwier, riemwier). Vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot ongeveer 30 meter.
 VerspreidingEuropese Atlantische kusten en de Noordzee.
   
 Bronnen 
 Literatuur
  1. Duin, Strand en Wad Dieren en planten van onze kust - Kremer, Janke ; Tirion Natuur , 20??

  2. Gids van Kust en Strand Flora en Fauna - Hayward, Peter & Nelson-Smith, Tony & Shields, Chris ; Tirion Uitgevers BV, Baarn , 1999

  3. Wat vind ik aan het strand? - Kuckuck, Paul ; Uitgeverij Helmond B.V. , 1977

  4. Veldgids Schelpen - Bruyne, R.H. de ; KNNV Uitgeverij / Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht , 2004

  5. Schnecken, Muscheln und Tintenfische an Nord- und Ostsee Finden un Bestimmen - Janke, Klaus ; Quelle & Meyer Verlag Wiebelsheim , 2009

 Websites
  1. news.mit.edu

 
2006 - 2024 strandvondsten.nl / Commentaar, aanvullingen en suggesties: info@strandvondsten.nl